Uitspraak
OVERWEGINGEN
30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, na haar ziekmelding op 27 februari 2014 wegens chronische rugpijn en psychische klachten, ziekengeld ontvangen op basis van de Ziektewet (ZW). Het Uwv heeft op 10 februari 2015 besloten dat appellante met ingang van 27 maart 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen. Dit besluit is door appellante bestreden, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het Uwv haar psychische klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen heeft onderschat. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellante. De verzekeringsarts heeft depressiviteit vastgesteld en verschillende beperkingen aangenomen, maar er was geen aanleiding om aan de geschiktheid van de functies te twijfelen. De Raad heeft de gronden van appellante in hoger beroep als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen slagen.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 november 2017.