ECLI:NL:CRVB:2017:3967

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
16/2020 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid van functies na medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die als palletmover werkte, had zich op 24 februari 2014 ziek gemeld na een scooterongeluk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts in januari 2015, werd vastgesteld dat appellant met inachtneming van zijn beperkingen in staat was om functies te vervullen die medisch geschikt werden geacht. Het Uwv concludeerde dat appellant vanaf 24 maart 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.

Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing, waarbij werd opgemerkt dat appellant geen medische informatie had overgelegd die zijn stelling onderbouwde dat hij meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat hij verdergaand beperkt was, vooral na een operatie in juli 2015. Het Uwv pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/2020 ZW
Datum uitspraak: 15 november 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 februari 2016, 15/7323 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.G. Wattilete, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2017. Appellant is – met bericht van verhindering – niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
R.D. van den Heuvel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als palletmover voor 40 uur per week. Op
24 februari 2014 heeft hij zich ziek gemeld met been- en voetklachten als gevolg van een scooterongeluk. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft een verzekeringsarts appellant in januari 2015 op het spreekuur gezien. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 januari 2015. De verzekeringsarts heeft desgevraagd informatie van de afdeling heelkunde van de VUmc van 30 januari 2015 ontvangen. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vervolgens een vijftal functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellant nog 80,43% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 17 februari 2015 vastgesteld dat appellant met ingang van 24 maart 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
1.3.
Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 2 oktober 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 augustus 2015. Deze heeft vastgesteld dat appellant restklachten heeft aan het rechterbeen en ziet mede op grond van de bevindingen bij eigen onderzoek aanleiding aanvullende beperkingen op te nemen in de FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies passend blijven en dat de mate van arbeidsongeschiktheid daarom ongewijzigd minder dan 35% bedraagt.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en de uitkomsten van het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij meer beperkt was dan door het Uwv is aangenomen. Dat eiser in verband met een operatie op 2 juli 2015 vanaf die datum niet in staat is geacht om meer dan 65% van het voorheen verdiende loon te verdienen, maakt de beoordeling volgens de rechtbank op en na 24 maart 2015 niet anders.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant het standpunt gehandhaafd dat hij verdergaand beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Dit vloeit volgens appellant onder meer voort uit het feit dat hij in juli 2015 is geopereerd en sindsdien bij voortduring door het Uwv arbeidsongeschikt is geacht.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
4.2.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en maakt deze tot de zijne. De omstandigheid dat appellant in juli 2015 nogmaals is geopereerd en op grond daarvan met ingang van 2 juli 2015 ziekengeld heeft ontvangen, leidt niet tot de conclusie dat de belastbaarheid van appellant op een datum ruim drie maanden daarvoor onjuist is vastgesteld, temeer omdat daarvoor in de beschikbare gegevens evenmin aanknopingspunten te vinden zijn.
4.3.
De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant.
4.4.
De overwegingen in 4.1 tot en met 4.3 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2017.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) B. Dogan

KS