ECLI:NL:CRVB:2017:3955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.H.M. van de Ven
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen gezamenlijke huishouding
Op 14 november 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellanten tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een verzwegen gezamenlijke huishouding. Appellante 1 ontving sinds 9 oktober 2006 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, terwijl appellante 2 op een ander adres stond ingeschreven. Naar aanleiding van een anonieme melding in augustus 2012 heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten sinds 5 augustus 2008 een gezamenlijke huishouding voerden zonder dit te melden bij het college. De rechtbank had eerder de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep gingen. De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De verklaringen van appellanten op 4 maart 2014 werden als betrouwbaar beschouwd, ondanks de betwisting van appellanten dat zij een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de hoger beroepen niet slagen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.