ECLI:NL:CRVB:2017:3939
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-vervolguitkering en intrekking uitkering op grond van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich per 19 december 2011 ziek had gemeld, ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had in 2015 besloten dat haar uitkering per 16 december 2015 zou eindigen en dat zij met ingang van die datum in aanmerking zou komen voor een WGA-vervolguitkering. Na bezwaar van belanghebbende, heeft het Uwv de WGA-vervolguitkering ingetrokken per 14 maart 2016, wat appellante aanvecht.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de intrekking van de WGA-vervolguitkering niet in overeenstemming was met de wet. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van de uitkering niet eerder kan plaatsvinden dan zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de intrekking pas per 15 maart 2016 kan plaatsvinden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard, waarbij het besluit van 1 februari 2016 is vernietigd voor zover het betreft de einddatum van de WGA-vervolguitkering. De Raad heeft bepaald dat appellante met ingang van 15 maart 2016 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA.
Daarnaast is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.980,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter R.E. Bakker, met N. van Rooijen als griffier.