ECLI:NL:CRVB:2017:3932
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Uwv inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 24 juni 2016, waarin zijn bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard omdat hij de gronden van het bezwaar niet binnen de gestelde termijn had ingediend. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De appellant had zijn bezwaargronden te laat ingediend, zowel per fax als per post, en was niet verschenen op de zitting. De Raad heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, waaronder artikel 6:5, dat de vereisten voor een bezwaarschrift regelt, en artikel 6:6, dat de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar behandelt.
De Raad concludeert dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim is geweest. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.