ECLI:NL:CRVB:2017:3922
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de medische grondslag van een WIA-uitkering en de verplichting tot herstel door het Uwv
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 10 november 2017, wordt het Uwv opgedragen om binnen acht weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De zaak betreft een hoger beroep van appellante, die wegens schouderklachten een WIA-uitkering heeft aangevraagd. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit niet is gebaseerd op een deugdelijke medische grondslag, in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Appellante, die als thuishulp werkte, is op 26 november 2012 uitgevallen door klachten aan haar rechterschouder, later gevolgd door klachten aan de linkerschouder. Het Uwv heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat appellante niet arbeidsongeschikt is, maar de rechtbank heeft het bezwaar van appellante gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beperkingen ernstiger zijn dan door het Uwv aangenomen, onderbouwd met rapporten van haar verzekeringsarts en een orthopedisch chirurg.
De Raad heeft de rapporten van de orthopedisch chirurg als overtuigend beoordeeld en concludeert dat de door het Uwv aangenomen beperkingen niet voldoende zijn onderbouwd. De Raad draagt het Uwv op om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen en de door de orthopedisch chirurg aangenomen beperkingen op te nemen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van de WIA.