In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds december 2007 een ouderdomspensioen en toeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt, heeft in 2012 een onderzoek naar zijn woonplaats ondergaan. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft vastgesteld dat appellant sinds 29 augustus 2011 in Venezuela woont en heeft hem per 5 oktober 2012 medegedeeld dat hij geen recht meer heeft op toeslag. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in eerste instantie geoordeeld dat appellant niet woonachtig is in Venezuela, maar heeft het bestreden besluit van de Svb vernietigd wegens een motiveringsgebrek. Desondanks heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat appellant niet kon aantonen dat hij een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte deze rechtsgevolgen in stand heeft gelaten, en heeft verwezen naar zijn status als binnenlands belastingplichtige.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant echter niet onderschreven. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de meeste tijd van het jaar op zijn zeilboot in het Caribisch gebied verblijft en dat zijn bezoeken aan Nederland voor medische behandeling en familiebezoek te incidenteel en kortdurend zijn om te concluderen dat er sprake is van een duurzame band met Nederland. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.