ECLI:NL:CRVB:2017:3809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die als allround timmerman werkte. Appellant meldde zich op 8 december 2014 ziek met psychische klachten, terwijl hij op dat moment een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW). Op 23 februari 2015 oordeelde een verzekeringsarts dat appellant per 2 maart 2015 weer geschikt was voor zijn eigen werk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevestigde dit met een besluit, waartegen appellant bezwaar maakte. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 22 februari 2017 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie dat appellant per 2 maart 2015 geschikt was voor zijn werk, gerechtvaardigd was. De Raad nam daarbij in overweging dat de psychische situatie van appellant na deze datum niet relevant was voor de beoordeling van zijn geschiktheid op de datum in geding.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 november 2017.