ECLI:NL:CRVB:2017:3797
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van nieuwe feiten
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1933, een verzoek ingediend om herziening van een eerdere afwijzing van zijn aanvraag om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De oorspronkelijke aanvraag werd in 2004 afgewezen omdat niet was aangetoond dat appellant was getroffen door oorlogsgeweld. Appellant heeft in 2015 verzocht om herziening, waarbij hij verwees naar de ervaringen van een overleden persoon, [S.], met wie hij dwangarbeid heeft verricht. De Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerder in deze zaak, heeft het verzoek afgewezen, stellende dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere afwijzing konden onderbouwen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de door appellant aangedragen informatie niet voldoende was om de eerdere beslissing te herzien. De Raad heeft vastgesteld dat het raadplegen van de dossiers van [S.] niet leidde tot de bevestiging van de door appellant gestelde dwangarbeid of mishandeling. De Raad benadrukt dat voor erkenning als slachtoffer van oorlogsgeweld objectieve bevestiging van betrokkenheid bij dat geweld vereist is. De Raad heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het besluit van verweerder om niet tot herziening over te gaan werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.