Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
BESLISSING
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de weigering van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante, die samen met haar echtgenoot was veroordeeld tot ontruiming van hun huurwoning, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting van een tijdelijke wooncontainer. Het college had de aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden, omdat de verhuizing voorzienbaar was. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij de woning had verlaten en geen procesbelang meer had.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van het college, omdat een onrechtmatig besluit kan leiden tot een zelfstandig schadeverzoek. De Raad heeft geoordeeld dat appellante wel degelijk belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling, aangezien zij in bezwaar had verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. De Raad heeft de niet-ontvankelijkverklaring van de rechtbank vernietigd en het beroep gegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de kosten voor woninginrichting als noodzakelijke kosten van het bestaan moeten worden beschouwd en dat deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad heeft het besluit van het college vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat de kosten zich niet langer voordoen. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.488,-.