ECLI:NL:CRVB:2017:3749
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om loskoppeling van het inkomen van de vader bij de vaststelling van de aanvullende beurs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), verzocht de minister om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader. Dit verzoek was gebaseerd op een ernstig en structureel conflict tussen appellante en haar vader. De minister had het verzoek afgewezen, omdat er geen voldoende onderbouwing was voor de gestelde mishandelingen en het conflict. De rechtbank had deze afwijzing bevestigd.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat er wel degelijk sprake is van een ernstig conflict, waarbij zij stelde dat haar vader haar en haar moeder in het verleden had mishandeld en dat er sindsdien geen contact meer was. De Raad oordeelde echter dat de situatie niet voldeed aan de strikte eisen voor loskoppeling zoals vastgelegd in de wet. De Raad concludeerde dat er geen deskundige verklaring was over de gestelde mishandelingen en dat de relatie tussen appellante en haar vader niet zodanig verstoord was dat loskoppeling gerechtvaardigd was. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.