In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van invaliditeit van een militair, die eerder een invaliditeitspensioen had ontvangen op basis van een mate van invaliditeit van 60%. De Minister van Defensie had deze mate van invaliditeit verlaagd naar 15% na een herbeoordeling, maar de rechtbank Den Haag oordeelde dat deze beslissing niet deugde en dat de mate van invaliditeit onderschat was. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere beoordeling niet op de juiste peildatum was gebaseerd en dat de verslechtering van de toestand van de betrokkene niet adequaat was meegenomen. Na het horen van de partijen en het bestuderen van de medische rapporten, heeft de Raad besloten om zelf in de zaak te voorzien en de mate van invaliditeit vast te stellen op 30%. De Raad heeft ook de Minister van Defensie veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, die zijn rechtsbijstand had ingeschakeld. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en vernietigt het besluit van de Minister van 16 juni 2017.