Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Daarvan is in het geval van appellant sprake. Het betoog van appellant faalt derhalve.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, werkzaam onder het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), was aangewezen als verplicht VWNW-kandidaat na een reorganisatie. De minister had deze aanwijzing gedaan op basis van de Overeenkomst Sociaal Beleid Rijk, die in 2013 was gesloten. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze aanwijzing, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank had in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van de minister gegrond verklaard, maar de minister had het besluit later hersteld. In hoger beroep werd de vraag aan de orde gesteld of de aanwijzing van appellant als verplicht VWNW-kandidaat in stand kon blijven. De Raad oordeelde dat de minister niet gehouden was tot een inhoudelijke heroverweging van het eerdere besluit en dat er geen sprake was van een situatie waarin artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad concludeerde dat de aanwijzing als verplicht VWNW-kandidaat terecht was gedaan en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.