Uitspraak
OVERWEGINGEN
WGA-uitkering.
14 mei 2014 ten onrechte niet in aanmerking is gebracht voor een IVA-uitkering.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, die in aanmerking wilde komen voor een IVA-uitkering, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 100%. Het Uwv had echter geweigerd om de appellant een IVA-uitkering toe te kennen, omdat de arbeidsongeschiktheid niet duurzaam zou zijn. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad oordeelde dat de inschatting van de herstelkansen van de appellant voldoende zorgvuldig was onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapportage voldoende onderbouwing gegeven voor de prognose dat de functionele mogelijkheden van de appellant konden verbeteren. De Raad wees op de mogelijkheid van een multidisciplinaire revalidatie, die nog niet was ingezet. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het Uwv had onderschreven, maar de Raad vond dat de argumenten van de appellant niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen.
De uitspraak bevestigt dat de appellant met ingang van 14 mei 2014 ten onrechte niet in aanmerking is gebracht voor een IVA-uitkering, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.