ECLI:NL:CRVB:2017:3700

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
15/8276 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de arbeidsongeschiktheid en medische grondslag in WAO-zaak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die als internationaal chauffeur heeft gewerkt, is sinds 14 oktober 2002 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Aanvankelijk werd hem een WAO-uitkering toegekend op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, maar in 2004 werd deze herzien naar 45 tot 55%. Na een herbeoordeling in 2014, waarbij beperkingen werden vastgesteld door een verzekeringsarts, heeft het Uwv zijn arbeidsongeschiktheid opnieuw vastgesteld. Appellant was het niet eens met deze herbeoordeling en stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam. Het Uwv verklaarde zijn bezwaar ongegrond, wat leidde tot de rechtszaak.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen niet te gering waren. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij meer beperkingen had, maar het Uwv pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep onderschreef de bevindingen van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige voldoende informatie hadden verzameld en dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct waren vastgesteld. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

15/8276 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 november 2015, 15/3818 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 18 oktober 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2017. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door L. den Hartog.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest als internationaal chauffeur. Op 14 oktober 2002 is hij uitgevallen wegens psychische klachten. Na afloop van de wachttijd is hem met ingang van 13 oktober 2003 een uitkering toegekend op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 29 april 2004 is met ingang van
27 juni 2004 de mate van arbeidsongeschiktheid nader vastgesteld op 45 tot 55%.
1.2.
Naar aanleiding van een verzoek om een herbeoordeling wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid is appellant op 31 maart 2014 onderzocht op het spreekuur van een verzekeringsarts. Deze arts is in zijn rapport van 7 april 2014 tot de conclusie gekomen dat appellant als gevolg rug- en gehoorproblemen, alsmede psychische klachten, beperkingen heeft. Deze beperkingen heeft hij weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 1 april 2014. Na een rapport van een arbeidsdeskundige van 4 augustus 2014 heeft het Uwv bij besluit van 9 september 2014 vastgesteld dat appellant vanaf 13 september 2011 in aanmerking komt voor een WAO-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, vanaf 19 december 2011 voor een WAO-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, vanaf 1 oktober 2012 voor een WAO-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, vanaf 13 november 2012 voor een WAO-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid 35 tot 45%, vanaf 17 april 2013 voor een WAO-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, vanaf 20 mei 2013 voor een WAO-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45% en vanaf 20 augustus 2013 weer voor een WAO-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
1.3.
In bezwaar heeft appellant gesteld dat hij als gevolg van zijn klachten meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij daarom in aanmerking dient te komen voor een hogere uitkering dan hem is toegekend. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft hij nadere medische informatie uit de behandelend sector ingebracht.
1.4.
In overeenstemming met rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van
17 februari 2015 en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 april 2015 heeft het Uwv bij besluit van 22 april 2015 (bestreden besluit) het bezwaar van appellante tegen het besluit van 9 september 2014 ongegrond verklaard.
2. Het door appellant tegen dat besluit ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat een zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, dat niet te geringe beperkingen zijn vastgesteld en dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies geschikt zijn voor appellant.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij meer beperkingen heeft.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank dat een zorgvuldig onderzoek is ingesteld naar de medische situatie van appellant op de data die in geding zijn, wordt onderschreven. De verzekeringsarts heeft appellant onderzocht op zijn spreekuur en heeft bij zijn beoordeling de beschikking gehad over informatie uit de behandelende sector. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een dossieronderzoek gedaan, waarbij hij de door appellant in bezwaar ingebrachte medische informatie in zijn beoordeling heeft betrokken. Het oordeel van de rechtbank dat de in de FML van 1 april 2014 vastgestelde beperkingen juist zijn, wordt eveneens onderschreven. Bij appellant zijn op grond van voormelde klachten beperkingen aangenomen en, gelet op de beschikbare medische gegevens, kan niet worden vastgesteld dat de uit deze klachten voortvloeiende beperkingen zijn onderschat. De stelling van appellant dat hij meer beperkingen heeft, heeft hij niet aannemelijk gemaakt met de (nadere) medische informatie. Dit betekent dat het bestreden besluit, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, op een deugdelijke medische grondslag berust.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank dat appellant, uitgaande van de belastbaarheid zoals die in de FML van 1 april 2014 is vastgesteld, in medisch opzicht geschikt moet worden geacht voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, wordt eveneens onderschreven. In het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 april 2014 en 20 oktober 2015, zijn, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, de signaleringen met betrekking tot de belastende factoren in de functies voldoende inzichtelijk en overtuigend toegelicht.
4.3.
Gelet op de overwegingen 4.1 en 4.2 moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van S.L Alves als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2017.
(getekend) M. Greebe
(getekend) S.L Alves

AB