ECLI:NL:CRVB:2017:3691
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die als productiemedewerker heeft gewerkt, was sinds 27 januari 2012 arbeidsongeschikt door lichamelijke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar WIA-uitkering in 2015 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben verricht en dat de informatie van de behandelend sector in de beoordeling is meegenomen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar situatie is verslechterd en dat zij volledig arbeidsongeschikt is. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat appellante niet in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de klachten van appellante.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. Er zijn geen nieuwe gronden aangevoerd die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, aangezien de medische stukken die door appellante zijn ingediend de bevindingen van de verzekeringsartsen bevestigen.
De uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, met L.H.J. van Haarlem als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017.