ECLI:NL:CRVB:2017:369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van vrijwillige verklaring van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft op 24 maart 2014 een formulier ondertekend waarin hij verklaarde geen bijstand meer te willen ontvangen. Dit volgde na een onderzoek door het college naar de rechtmatigheid van de bijstand, waarbij appellant niet op een eerder gesprek was verschenen. Het college heeft de bijstand van appellant met ingang van 1 april 2014 ingetrokken, omdat hij op 24 maart 2014 schriftelijk had verklaard dat hij geen bijstand meer wilde ontvangen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze intrekking ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder druk heeft gehandeld tijdens het gesprek op 24 maart 2014. De Raad bevestigde dat de schriftelijke verklaring van appellant, waarin hij zijn bijstandsverlening beëindigde, geldig was. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak die stelt dat een ondertekende verklaring van een sociaal rechercheur in het algemeen als juist mag worden aangenomen. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat appellant zijn verklaring niet in vrijheid had afgelegd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 31 januari 2017.