ECLI:NL:CRVB:2017:3685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante. Appellante, die in België woont, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Echter, na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid per 1 oktober 2014 minder dan 35% was, waardoor haar recht op uitkering werd beëindigd.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante stelde in hoger beroep dat het onderzoek niet zorgvuldig was, omdat er alleen dossierstudie had plaatsgevonden en dat haar geheugenproblemen niet in de beoordeling waren meegenomen. Het Uwv verzocht de Raad om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om het oordeel van de rechtbank te wijzigen. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van de beschikbare medische informatie had geconcludeerd dat de belastbaarheid van appellante correct was vastgesteld. De Raad oordeelde dat appellante in staat was om de werkzaamheden in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te verrichten en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.