ECLI:NL:CRVB:2017:3680
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 5 december 2011 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na een medisch en arbeidskundig onderzoek besloten om de uitkering per 27 april 2014 te beëindigen, omdat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen dit besluit ook ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn hartklachten onvoldoende zijn onderkend en dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Hij betwist de geschiktheid van de aan hem voorgestelde functies, omdat hij regelmatig wegrakingen ervaart, wat een verhoogd risico met zich meebrengt. Het Uwv heeft verzocht om de eerdere uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts de relevante informatie van verschillende medische professionals heeft betrokken. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, zijn medisch passend voor appellant, en de Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.