Uitspraak
.
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 23 januari 2014 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en later de Participatiewet (PW). De gemeente Dronten heeft de bijstand ingetrokken op basis van bevindingen dat appellant niet meer op zijn uitkeringsadres woonde. Na een onderzoek door handhavingsmedewerkers, waarbij appellant en een buurvrouw zijn gehoord, concludeerde het college dat appellant zijn woonplaats had verplaatst naar [woonplaats], waar hij bij zijn vriendin verbleef. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zijn woonplaats niet had veranderd en dat zijn verklaring onder druk was afgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er voldoende feitelijke grondslag is voor de conclusie dat appellant niet meer in de gemeente Dronten woonde. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad oordeelt dat appellant niet heeft aangetoond dat hij zijn verklaring onder onaanvaardbare druk heeft afgelegd en dat de onderzoeksresultaten van de gemeente voldoende zijn om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De terugvordering van de bijstandsuitkeringen wordt eveneens bevestigd.