ECLI:NL:CRVB:2017:3651
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand op grond van de Participatiewet zonder dringende redenen
Op 24 oktober 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante, die sinds 21 februari 2013 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland had op 19 december 2014 de bijstand van appellante ingetrokken, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door een schending van de inlichtingenverplichting. Appellante heeft hiertegen geen rechtsmiddel aangewend, waardoor dit besluit in rechte vaststaat.
Vervolgens heeft het dagelijks bestuur op 20 april 2015 besloten om de gemaakte kosten van bijstand over de periode van 1 februari 2013 tot en met 30 september 2014, ter hoogte van € 28.890,44, van appellante terug te vorderen. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, omdat appellante geen gronden had aangevoerd tegen de hoogte van het terugvorderingsbedrag en er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.
In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad bevestigde dat het dagelijks bestuur gehouden was om de ten onrechte ontvangen bijstand terug te vorderen, en dat appellante geen dringende redenen had aangevoerd die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.