Uitspraak
OVERWEGINGEN
9 september 2015, 8 oktober 2015 en 5 november 2015 geadviseerd.
26 maart 2015 volgt dat deze arts tot zijn conclusie is gekomen op basis van mondeling verstrekte gegevens, observatie van het looppatroon, gericht lichamelijk onderzoek, kennis van het betrokken ziektepatroon en inzage in het GGD-dossier. De arts heeft tevens informatie van de cardioloog van 28 augustus 2014 en 4 februari 2015, van de neuroloog van 17 maart 2015 en van de huisarts van 24 maart 2015 bij zijn beoordeling betrokken en zijn bevindingen getoetst aan het Protocol gehandicaptenparkeervoorzieningen van de Vereniging van indicerende en adviserende Artsen. Voorts heeft de GGD-arts in zijn rapporten van 23 juli 2015, 9 september 2015, 8 oktober 2015 en 5 november 2015 gereageerd op de bezwaargronden van appellante en op de informatie van de huisarts van 13 april 2015,
16 september 2015 en 20 oktober 2015. Uit de informatie van de huisarts blijkt niet dat appellante ook met de gebruikelijke hulpmiddelen niet in staat is om 100 meter te lopen. De GGD-arts heeft verder vastgesteld dat appellante op de eerste verdieping van een appartementencomplex woont, welke woning slechts bereikbaar is via een trap. Ter zitting is bevestigd dat appellante nog in deze woning woont. Voorzover appellante heeft aangevoerd dat haar klachten zijn toegenomen stelt de Raad vast dat ter zitting is gebleken dat de klachten na de operatie op 3 juli 2015 eerst zijn afgenomen, waarna de klachten na zeven maanden weer op het niveau waren van vóór de operatie. Van een toename van de klachten ten opzichte van de situatie ten tijde van het onderzoek door de GGD-arts is dus geen sprake.