ECLI:NL:CRVB:2017:3597
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand op basis van onvoldoende bewijs van bijstandbehoevendheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Groesbeek. Appellanten, die bijstand aanvroegen, hadden in de periode van 14 april 2015 tot en met 12 juni 2015 aanzienlijke kasstortingen op hun bankrekening ontvangen, in totaal € 7.020,-. Het college stelde dat deze bedragen de bijstandsnorm overschreden en dat appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voerden appellanten aan dat zij voldoende duidelijkheid hadden verschaft over hun financiële situatie en dat de herkomst van de stortingen niet ter discussie stond. De Raad oordeelde echter dat appellanten niet in staat waren om verifieerbare gegevens te overleggen die hun stellingen onderbouwden. De Raad bevestigde dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat het college bevoegd is om gegevens te vragen over de financiële situatie van de aanvrager.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellanten niet tot de kring van rechthebbenden behoren, omdat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.