ECLI:NL:CRVB:2017:3552

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
17/5742 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een geschil over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door betrokkene was ingediend tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De rechtbank had het beroep van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. Betrokkene had zijn beroepschrift pas op 25 november 2015 ingediend, terwijl de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 22 april 2015 was aangevangen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit op de juiste wijze aan betrokkene was bekendgemaakt, zowel per post als per e-mail. Betrokkene had aangegeven per e-mail bereikbaar te zijn, en de Raad oordeelde dat hij verantwoordelijk was voor het tijdig controleren van zijn e-mail. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, en verklaarde het beroep van betrokkene niet-ontvankelijk. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd.

Uitspraak

17/5742 WWAJ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
25 juli 2017, 16/1320 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 11 oktober 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Nadat de Raad had besloten de zaak met toepassing van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) versneld te behandelen, heeft appellant zijn verzoek bij brief van 10 september 2017 ingetrokken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2017. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith. Betrokkene is verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 9 december 2014 heeft appellant een aanvraag van betrokkene om een uitkering op grond van Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) afgewezen.
1.2.
Appellant heeft het hiertegen ingediende bezwaarschrift bij besluit van 21 april 2015 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbaar geachte overschrijding van de bezwaartermijn. Dit besluit is betrokkene toegezonden zowel per gewone post als per e-mail.
1.3.
Op 28 september 2015 heeft appellant het bestreden besluit op verzoek van betrokkene nogmaals aan hem toegezonden, wederom per gewone post en per e-mail.
1.4.
Bij brief van 23 november 2015, door appellant ontvangen op 25 november 2015, heeft betrokkene aan appellant kenbaar gemaakt zich niet met het bestreden besluit te kunnen verenigen.
1.5.
Op 12 februari 2016 heeft betrokkene zich in verband met het bestreden besluit tot de rechtbank gewend.
2.1.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift later dan zes weken na 21 april 2015 is ingediend. Bij brieven van 7 maart 2016 en van 3 november 2016 heeft de rechtbank betrokkene gevraagd naar de reden van de te late indiening van het beroepschrift.
2.2.
Bij uitspraak van 14 februari 2017 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift buiten de beroepstermijn is ingediend en de overschrijding van die termijn niet verschoonbaar geacht.
2.3.
Betrokkene heeft tegen de onder 2.2 vermelde uitspraak verzet aangetekend. Bij uitspraak van 9 mei 2017 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant het bestreden besluit per e-mail bekend heeft gemaakt. Dat is een geschikte wijze van bekendmaking, maar in dit geval was naar het oordeel van de rechtbank instemming van betrokkene voor bekendmaking per e-mail nodig. Deze instemming ontbrak. Uitgaande van de bekendmaking van het bestreden besluit op 28 september 2015 en van de ontvangst van een beroepschrift van 23 november 2015, was het beroepschrift (nog steeds) te laat ingediend, maar deze termijnoverschrijding kan betrokkene volgens de rechtbank niet verweten worden.
2.4.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft overwogen dat gezien de onder 2.3 vermelde uitspraak de overschrijding van de termijn verschoonbaar is en dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat hij met een bezwaarschrift van 2 januari 2015, dat appellant moet hebben ontvangen op 3 januari 2015, bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 9 december 2014. Daarmee staat volgens de rechtbank vast dat betrokkene tijdig bezwaar heeft gemaakt.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank het bezwaar ten onrechte ontvankelijk heeft geacht. Het bezwaarschrift is gedateerd 15 maart 2015 en door appellant ontvangen op 18 maart 2015. De brief van 3 januari 2015, die betrokkene als bijlage bij het bezwaarschrift van 15 maart 2015 had meegezonden, is niet eerder door appellant ontvangen. Appellant heeft gewezen op een overzicht van zijn elektronisch archiverings- en documentatiesysteem (eaed), waaruit blijkt dat de brief van 3 januari 2015 pas op 10 april 2014 door appellant is ingescand.
3.2.
Betrokkene heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad ziet zich eerst ambtshalve gesteld voor de vraag of het beroep van betrokkene ontvankelijk is en overweegt daartoe als volgt.
4.2.
In artikel 2:13, eerste lid, van de Awb is bepaald dat in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch kan worden verzonden. Volgens artikel 2:14, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. Volgens artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt die termijn aan op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat voor een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3.
Het bestreden besluit is gedateerd 21 april 2015 en is gestuurd naar het laatste bij appellant bekende adres van betrokkene. Tevens is het besluit op diezelfde datum per e-mail gezonden aan betrokkene. Ter zitting is komen vast te staan dat het door appellant gebruikte e-mailadres waarnaar het bestreden besluit is gezonden het juiste e-mailadres van betrokkene is. Betrokkene heeft blijkens een telefoonnotitie van 30 maart 2015 verklaard dat hij voor appellant alleen per e-mail bereikbaar is. Afgesproken werd in het telefoongesprek van betrokkene met een medewerker van appellant dat de communicatie met betrokkene in het vervolg per e-mail zou geschieden. Nu het bestreden besluit op verzoek van betrokkene tevens op 21 april 2015 naar het juiste e-mailadres van betrokkene is gezonden en betrokkene te kennen heeft gegeven per e-mail bereikbaar te zijn, staat vast dat het bestreden besluit op een juiste wijze aan betrokkene is bekend gemaakt. Dit betekent dat op 22 april 2015 de termijn voor het indienen van een beroepschrift is aangevangen.
4.4.
Vast staat dat betrokkene bij brief van 23 november 2015, door appellant ontvangen op
25 november 2015, voor het eerst op het bestreden besluit heeft gereageerd. Ter zitting heeft appellant bevestigd dat deze brief als beroepschrift aan de rechtbank had moeten worden doorgezonden. Met een ontvangstdatum van het beroepschrift van 25 november 2015 staat vast dat het beroepschrift buiten de beroepstermijn van zes weken is ingediend.
4.5.
Als reden voor de te late indiening van het beroepschrift heeft betrokkene aangevoerd dat hij wegens het ontbreken van een vaste woon- en verblijfplaats niet altijd in de gelegenheid was zijn e-mail te checken. Verder heeft betrokkene ter zitting verklaard dat zijn laptop kapot was en dat hij, als hij dan toch in de gelegenheid was om zijn e-mails te bekijken, honderden tegelijk had ontvangen. Betrokkene kan zich niet herinneren de e-mail van 21 april 2015 met als bijlage het bestreden besluit te hebben ontvangen. De Raad is met verwijzing naar zijn uitspraak van 18 november 2016, ECLI: NL:CRVB:2016:4159, van oordeel dat dit geen reden is de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het is de verantwoordelijkheid van betrokkene om kennis te nemen van de berichten die hem via e-mail bereiken als hij aan appellant te kennen heeft gegeven dat communicatie met hem langs deze weg moet verlopen. Dat betrokkene – als gesteld – bij minder frequent internetgebruik grote aantallen berichten ontvangt, waardoor betrokkene mogelijk bepaalde berichten niet gelezen heeft, komt voor zijn risico. Van omstandigheden die tot een andere conclusie leiden is niet gebleken.
4.6.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat de aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De hoger beroepsgronden van appellant behoeven geen bespreking.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2017.
(getekend) M. Greebe
(getekend) L.H.J. van Haarlem

AB