ECLI:NL:CRVB:2017:353

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
16/6900 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Centrale Raad van Beroep inzake hoger beroep tegen uitspraak rechtbank

Op 1 februari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/6900 WAO. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door de appellant is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2016, met nummer 15/551. De rechtbank had in die uitspraak beslist op het verzet van de appellant tegen een eerdere uitspraak, zoals bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak vastgesteld dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb. Volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb is het niet mogelijk om tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, hoger beroep in te stellen. Hierdoor is de Raad kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van het door de appellant ingestelde hoger beroep.

De Raad heeft dan ook zonder verder onderzoek beslist dat hij zich onbevoegd verklaart. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2017. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 februari 2017
16/6900 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 juni 2016, 15/551 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank beslist op het verzet van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aangevallen uitspraak is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb.
In artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb is bepaald dat tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld.
De Raad is dan ook kennelijk onbevoegd om van het door appellant ingestelde hoger beroep kennis te nemen, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2017.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

SS