ECLI:NL:CRVB:2017:3523
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich op 23 april 2012 ziek meldde vanwege psychische problematiek en moeheidsklachten, diende op 30 april 2014 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. Het Uwv concludeerde na onderzoek dat appellant met ingang van 21 april 2014 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij als normaal belastbaar werd beschouwd. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond, verwijzend naar een rapport van de verzekeringsarts.
Appellant stelde beroep in tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat er wel degelijk sprake was van beperkingen door zijn psychische problemen. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond, omdat de verzekeringsartsen overtuigend hadden gemotiveerd dat er op de datum in geding geen beperkingen waren. Appellant ging in hoger beroep en handhaafde zijn eerdere gronden. Het Uwv pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van het Uwv te twijfelen. De Raad wees het verzoek van appellant om een onafhankelijk deskundige te raadplegen af en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier L.H.J. van Haarlem, op 13 oktober 2017.