Uitspraak
mr. Osinga aanvullende stukken aan de Raad gezonden.
OVERWEGINGEN
WGA-uitkering meer krijgt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant is vastgesteld op 50,17%. Appellant, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, heeft zich ziek gemeld vanwege pijnklachten en psychische klachten. Het Uwv heeft na een verzekeringsgeneeskundige beoordeling besloten dat appellant vanaf 1 juli 2014 geen WGA-uitkering meer ontvangt. In een later besluit is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 50,17%, wat appellant betwist. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting heeft appellant aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische en lichamelijke klachten, en dat hij een urenbeperking nodig heeft. De Raad heeft het verzoek om aanhouding afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat nader onderzoek zou leiden tot een andere beoordeling van de belastbaarheid van appellant. De Raad heeft geoordeeld dat het bestreden besluit berust op een zorgvuldig medisch onderzoek, waarbij zowel de lichamelijke als psychische klachten van appellant zijn meegewogen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor een urenbeperking en dat de combinatie van klachten niet leidt tot meer beperkingen dan vastgesteld.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder grond voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.