Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die als tweede-generatie oorlogsslachtoffer is erkend. De appellant, geboren in 1964, heeft psychische klachten, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis, die in overwegende mate in verband staan met de vervolgingsgevolgen van zijn vader. De Raad heeft een deskundige, psychiater H.S.R. Witte, benoemd om de relatie tussen de psychische klachten van de appellant en de vervolgingsgevolgen van zijn vader te onderzoeken. De deskundige concludeert dat de ADHD en verslavingsproblematiek van de appellant niet in overwegende mate het gevolg zijn van de vervolgingsgevolgen van zijn vader. De Raad oordeelt dat de kosten die de appellant heeft gemaakt voor zijn verslavingsproblematiek niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze niet in verband staan met de ziekten of gebreken die onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers vallen. Het beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank.