Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
een vergoeding voor twaalf uren huishoudelijke hulp per week;
vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1940 en erkend als vervolgde en uitkeringsgerechtigde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Dit besluit, genomen op 13 mei 2016, betrof de afwijzing van een verzoek om uitbreiding van de voorziening voor huishoudelijke hulp naar drie dagdelen per week. De Raad heeft vastgesteld dat er een medische indicatie bestaat voor meer dan twee dagdelen huishoudelijke hulp, gezien het chaotische gedrag van appellante en haar problemen bij de maaltijdbereiding. De Raad oordeelt dat verweerder zonder zorgvuldig onderzoek tot het bestreden besluit is gekomen, waarbij de medische indicatie niet adequaat is meegewogen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het besluit van 29 december 2015 herroepen en appellante recht gegeven op twaalf uren huishoudelijke hulp per week. De Raad heeft geconcludeerd dat, indien appellante geen persoonsgebonden budget (pgb) zou ontvangen, zij recht zou hebben op drie dagdelen huishoudelijke hulp. De Raad heeft ook vastgesteld dat er geen bewijs is dat de hulp die appellante ontvangt via het pgb gelijkgesteld kan worden met de benodigde huishoudelijke hulp. De Raad heeft verweerder bovendien veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 990,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 oktober 2017.