ECLI:NL:CRVB:2017:3494

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
16/4688 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift buiten de termijn ingediend; geen verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een bezwaarschrift dat door appellante, die door haar zorgverlener was gemachtigd, buiten de geldende termijn was ingediend. De Raad oordeelt dat er geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Appellante had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen van het Zorgkantoor, maar had een deel van de verantwoording over de besteding van dit budget afgekeurd gekregen. Het Zorgkantoor verklaarde het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde dit oordeel, en appellante ging in hoger beroep. Appellante voerde aan dat haar psychiatrische gesteldheid haar verhinderde om tijdig bezwaar te maken. De Raad oordeelt echter dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van een rechtsmiddel en dat zij, ondanks haar situatie, de mogelijkheid had om tijdig bezwaar te laten maken. De zorgverlener had haar belangen feitelijk behartigd, maar had ervoor gekozen om het bezwaar pas na de termijn in te dienen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

16/4688 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
27 juni 2016, 16/428 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. als rechtsopvolger van Achmea Zorgkantoor N.V (Zorgkantoor)
Datum uitspraak: 11 oktober 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E. Schriemer beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2017. Appellante is met schriftelijke kennisgeving niet verschenen. Namens het Zorgkantoor is verschenen
mr. T.J. Cheung.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 23 december 2013 heeft het Zorgkantoor aan appellante op grond van de Regeling subsidies AWBZ voor het jaar 2014 een persoonsgebonden budget (pgb) verleend van € 41.138,05 netto.
1.2.
Bij besluit van 16 september 2015 heeft het Zorgkantoor de ingediende verantwoording over de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014 voor een bedrag van € 3.864,98 afgekeurd.
1.3.
Bij brief van 16 september 2015 heeft het Zorgkantoor de ingediende verantwoording over de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014 voor een bedrag van
€ 13.275,76 afgekeurd.
1.4.
Bij afzonderlijk besluit van 16 september 2015 heeft het Zorgkantoor het pgb over 2014 vastgesteld op € 33.725,38. Het Zorgkantoor heeft een bedrag van € 7.412,67 als
niet-verantwoord aangemerkt. Dit bedrag heeft het Zorgkantoor op 22 september 2015 teruggevorderd.
1.5.
Bij bezwaarschrift van 28 oktober 2015, door het Zorgkantoor ontvangen op 4 november 2015, heeft [naam 1] bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. Op 24 november 2015 heeft het Zorgkantoor een machtiging ontvangen waarin appellante [naam 1] heeft gemachtigd om namens haar de bezwaarprocedure te voeren.
1.6.
Bij besluit van 28 december 2015 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wegens het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet in geschil is dat de bezwaartermijn is overschreden. Het is de rechtbank niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij zelf niet in staat was (tijdig) bezwaar te maken gezien haar psychiatrische gesteldheid. Evenmin was zij in staat de hulp van een derde in te roepen voor het tijdig indienen van bezwaar. Zij heeft haar hulpverleenster mevrouw [naam 1] niet expliciet gevraagd de post te openen, dan wel namens haar bezwaar te maken. De hulpverleenster heeft de bezwaarprocedure zelfstandig gedaan. Volgens appellante kan een mogelijke fout of het te laat indienen van bezwaar haar dan ook niet aangerekend worden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift buiten de hiervoor geldende termijn is ingediend.
4.2.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift een niet-ontvankelijkheidverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Toepassing van artikel 6:11 van de Awb vraagt een individuele beoordeling in het concrete geval.
4.3.
Evenals de rechtbank en het Zorgkantoor komt de Raad tot het oordeel dat geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.
4.4.
Uitgangspunt is dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van een rechtsmiddel. Als zij niet in staat is om tijdig zelf een bezwaarschrift in te dienen, moet zij ervoor zorgen dat een ander dat voor haar doet. Appellante ontving gedurende de bezwaartermijn begeleiding op grond van de AWBZ voor onder meer hulp bij de administratie. De zorgverlener heeft op 25 september 2015 telefonisch contact opgenomen met het Zorgkantoor en medegedeeld dat zij in bezwaar gaat. Appellante heeft de zorgverlener ook schriftelijk gemachtigd om in bezwaar te gaan. Dit betekent dat de belangen van appellante feitelijk werden behartigd en dat het voor haar niet volstrekt onmogelijk was om tijdig bezwaar te (laten) maken. Dat de zorgverlener er om haar moverende redenen voor heeft gekozen om pas na afloop van de bezwaartermijn een bezwaarschrift in te dienen, komt voor rekening en risico van appellante. Hieruit volgt dat het bezwaarschrift van appellante terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2017.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) I.G.A.H. Toma

AB