ECLI:NL:CRVB:2017:3490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen studiefinanciering en bestuurlijke boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die studiefinanciering had herzien en een bestuurlijke boete had opgelegd. De minister verklaarde het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde dit oordeel, waarbij werd opgemerkt dat de appellant niet tijdig bezwaar had gemaakt en dat er geen redenen waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen.
De Raad oordeelde dat de appellant de besluiten van 15 januari 2016 en 21 januari 2016 had ontvangen, maar niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar had gemaakt. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de omstandigheden die de appellant aanvoerde, zoals het zoeken naar hulp bij het indienen van het bezwaarschrift, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te kwalificeren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de strikte toepassing van de termijnen zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de minister in het gelijk was gesteld.