ECLI:NL:CRVB:2017:3473

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
16/6235 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor medische meerkosten en zorgvuldigheid van medisch advies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had op 20 februari 2015 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Participatiewet (PW) voor medische meerkosten, waaronder dieetkosten, slijtagekosten van kleding, energiekosten, telecommunicatiekosten en waskosten. Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten heeft de aanvraag afgewezen voor de meeste kosten, met uitzondering van de waskosten waarvoor een beperkte bijstandsverlening werd toegekend.

De Raad heeft vastgesteld dat het medisch advies, verstrekt door arts K, zorgvuldig tot stand is gekomen. K heeft appellant gesproken en informatie van de huisarts verkregen. De Raad oordeelde dat de dieetkosten niet tot meerkosten leiden, omdat appellant een dieet volgt dat valt onder algemeen gebruikelijke gezonde voeding. Ook de energiekosten werden afgewezen, omdat er geen medische noodzaak was voor extra stookkosten. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor de noodzaak van extra telefoonkosten.

De Raad heeft het beroep gegrond verklaard voor de slijtagekosten, omdat het dagelijks bestuur ter zitting zijn standpunt hierover had verlaten. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de slijtagekosten betreft en heeft bepaald dat appellant vanaf 20 februari 2015 bijzondere bijstand voor deze kosten zal ontvangen. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.

Uitspraak

16.6235 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
21 september 2016, 16/1326 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 10 oktober 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2017. Appellant is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van Rooij.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 20 februari 2015 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor medische meerkosten. Het gaat om vijf kostensoorten, te weten dieetkosten, kosten van slijtage van kleding en beddengoed (slijtagekosten), energiekosten, telecommunicatiekosten en waskosten. Voor deze kosten kan op grond van de - ter vervanging van de Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen per 1 januari 2015 ingevoerde - Regeling medische meerkosten per kostensoort een forfaitair bedrag van € 20,- per maand worden toegekend.
1.2.
Op verzoek van het dagelijks bestuur heeft Treve Advies, in de persoon van de aan deze instantie verbonden arts [naam K] (K), medisch onderzoek gedaan naar aanleiding van en advies uitgebracht over de aanvraag om bijzondere bijstand. In het kader van dit onderzoek heeft K appellant gesproken tijdens het spreekuur en informatie verkregen van de huisarts van appellant. In haar adviesrapportage van 28 juli 2015 (rapportage van K) staat onder meer, voor zover thans nog van belang, het volgende. Appellant heeft een veelheid aan klachten in samenhang met een psychiatrische aandoening, een endocriene aandoening, een longaandoening en een degeneratieve aandoening van het bewegingsapparaat. Hij loopt met twee elleboogkrukken. Wat betreft de dieetkosten is geobjectiveerd dat appellant een koolhydraatstabiel diabetesdieet moet gebruiken. Dit valt onder algemeen gebruikelijke gezonde voeding en leidt dan ook niet tot meerkosten. Wat betreft de energiekosten leiden de medische aandoeningen, te weten pijnklachten en een chronische longaandoening, op zichzelf niet tot een medische noodzaak voor een hogere uitgangstemperatuur in de woning, aangezien appellant geen medische stoornissen heeft waardoor hij niet in staat is een normale lichaamstemperatuur te handhaven of aandoeningen die leiden tot ernstig nadeel of risico’s als de omgevingstemperatuur lager is. Ook is geen sprake van zo sterk verminderde bewegingsmogelijkheden dat op grond hiervan het handhaven van lichaamstemperatuur niet mogelijk is. Het verzoek van appellant op dit punt kan dan ook wel worden begrepen als van belang in verband met ervaren comfort, maar niet als medisch noodzakelijk. Wat betreft de telecommunicatiekosten is op grond van de medische situatie van appellant de noodzaak om frequent intercontinentaal te bellen niet te objectiveren.
1.3.
Onder verwijzing naar de rapportage van K heeft het dagelijks bestuur bij besluit van
8 december 2015, zoals aangevuld bij besluit van 24 december 2015 (besluit op de aanvraag), de aanvraag afgewezen voor zover het betreft dieetkosten, slijtagekosten, energiekosten en telecommunicatiekosten. Voor zover het de waskosten betreft, heeft het dagelijks bestuur appellant met ingang van 20 februari 2015 bijzondere bijstand verleend tot een bedrag van
€ 20,- per maand voor de duur van vijf jaar. Aan dit besluit heeft het dagelijks bestuur, kort weergegeven, voor zover thans nog van belang - gelet ook wat onder 4.1 is overwogen - en onder verwijzing naar artikel 35 van de PW, het volgende ten grondslag gelegd.
- Wat betreft de dieetkosten: niet gebleken is dat het dieet dat appellant volgt tot meerkosten leidt ten opzichte van algemeen gebruikelijke gezonde voeding.
- Wat betreft de energiekosten: er is geen medische noodzaak voor extra energiekosten.
- Wat betreft de telefoonkosten: niet is gebleken van noodzakelijke meerkosten.
1.4.
Bij besluit van 25 maart 2016 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur, voor zover van belang, het bezwaar tegen het besluit op de aanvraag ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het dagelijks bestuur heeft zijn standpunt voor zover het de slijtagekosten betreft ter zitting verlaten. Aan appellant zal per 20 februari 2015 bijzondere bijstand voor deze kosten worden verleend tot het in 1.1 genoemde - forfaitaire - bedrag van € 20,- per maand. Reeds hierom dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd.
4.2.
Ten aanzien van de drie kostensoorten die thans nog in geschil zijn, wordt het volgende overwogen.
Onderzoek
4.3.
Appellant heeft, kort weergegeven, aangevoerd dat het onderzoek van K niet zorgvuldig is geweest. K heeft geen inlichtingen ingewonnen bij de behandelend artsen van appellant, niet in samenspraak met appellant de vraagstelling voor de huisarts opgesteld en niet alle ziektes bij het onderzoek betrokken. Appellant heeft bij het medisch tuchtcollege een klacht ingediend tegen K. Door appellant niet te volgen in zijn stellingen dat K niet competent is en dat het advies niet op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, is de rechtbank op de stoel van het medisch tuchtcollege gaan zitten.
4.4.
Deze beroepsgronden slagen niet.
4.4.1.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het advies van K op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank heeft er in dit verband terecht op gewezen dat een spreekuurcontact met appellant heeft plaatsgevonden en dat K de van de huisarts van appellant verkregen informatie heeft betrokken bij de medische advisering. Niet is gebleken dat en bij welke artsen, anders dan de huisarts, appellant onder behandeling stond, zodat het verwijt dat K geen informatie bij de behandelend artsen van appellant heeft opgevraagd niet terecht is. Evenmin kan op basis van de beschikbare (medische) gegevens worden vastgesteld dat K niet alle medische aandoeningen van appellant heeft betrokken bij de medische advisering.
4.4.2.
Dat appellant over het functioneren van K een klacht heeft ingediend bij het medisch tuchtcollege, brengt niet met zich dat, naar appellant kennelijk meent, de rechtbank zich zou moeten onthouden van een oordeel over de zorgvuldigheid van onderzoek. De onderhavige procedure over de gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor een vijftal kostensoorten en de tuchtprocedure die appellant bij het medisch tuchtcollege in gang heeft gezet over het functioneren van K, zijn immers twee afzonderlijke procedures. Nu appellant in eerstgenoemde procedure in beroep de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek ter discussie had gesteld, heeft de rechtbank daarover terecht een oordeel gegeven. Geen grond bestaat voor de opvatting van appellant dat de rechtbank eerst het oordeel van het medisch tuchtcollege had moeten afwachten.
Dieetkosten
4.5.
Vaststaat dat appellant een dieet moet volgen in verband met diabetes en dat dit dieet erop neerkomt dat appellant gezonde voeding moet gebruiken. Van medische meerkosten is daarom geen sprake.
4.6.
Appellant heeft aangevoerd dat hij naast een dieet voor diabetes ook nog een dieet moet volgen in verband met zijn aandoening COPD, dat dit dieet wel leidt tot medische meerkosten en dat daarom ten onrechte geen vergoeding voor die kosten is toegekend.
4.7.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit een door appellant in hoger beroep overgelegde ‘Dieetbevestiging’ van de Belastingdienst, gedateerd 23 november 2016, blijkt weliswaar dat appellant in verband met COPD per 23 november 2016 een eiwit verrijkt dieet is gaan volgen, maar dit is ruim na de aanvraag om bijzondere bijstand en de besluitvorming daarover. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat ten tijde van de aanvraag om bijzondere bijstand al sprake was van medische meerkosten in verband met het volgen van een eiwit verrijkt dieet. Hij heeft wel gesteld dat hij dit dieet toen ook al volgde, maar heeft dat niet aan de hand van objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt. Evenmin heeft hij aannemelijk gemaakt dat K in de medische advisering op dit punt tekort is geschoten.
Energiekosten
4.8.
Appellant heeft aangevoerd dat hij een reumatische aandoening heeft, dat hij om die reden droogte en warmte nodig heeft, dat hij daarom extra stookkosten moet maken en dat dus sprake is van medische meerkosten. Hij verwijst in dit verband naar een brief van reumatoloog [naam reumatoloog] (W) van 21 februari 2012, een informatiefolder van het Reumafonds en naar informatie die door zijn huisarts is verstrekt.
4.9.
Deze beroepsgrond slaagt evenmin. In de brief van W staat niet meer dan dat appellant een pijnsyndroom heeft, dat geen sprake is van een inflammatoir ziektebeeld, dat appellant geen reumatologische ontstekingsziekte heeft en dat aan appellant geen beperkingen zijn opgelegd. Reeds omdat appellant geen reumatische aandoening heeft, is de informatiefolder van het Reumafonds niet relevant. In de brief van de huisarts van appellant van 26 mei 2015 is slechts opgenomen welke diagnoses bij appellant zijn gesteld, waaronder “pijnsyndroom eci, gewrichtspijnen”, en welke medicijnen appellant gebruikt. Uit deze informatie, noch uit de overige beschikbare (medische) gegevens blijkt dat appellant om medische redenen genoodzaakt is om extra stookkosten te maken. Aldus valt niet in te zien dat moet worden getwijfeld aan de onder 1.2 weergegeven conclusie van K in haar advies van 28 juli 2015 dat er geen medische noodzaak is voor een hogere uitgangstemperatuur in de woning van appellant.
Telefoonkosten
4.10.
Appellant heeft geen objectieve en verifieerbare medische gegevens ingebracht waaruit blijkt dat het voor hem medisch gezien noodzakelijk was om frequent intercontinentaal te bellen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij genoodzaakt is om twee telefoons te dragen, zodat hij altijd iemand kan bereiken als hij valt en niet meer kan opstaan, en dat om die reden sprake is van medische meerkosten. Deze beroepsgrond slaagt niet. Appellant heeft nog geen begin van bewijs geleverd voor zijn stelling dat het voor hem om de door hem genoemde reden noodzakelijk is om twee telefoons bij zich te hebben.
Slotsom
4.11.
Gelet op 4.1 zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover het de slijtagekosten betreft. Omdat de vertegenwoordiger van het college heeft toegezegd dat appellant voor die kosten per 20 februari 2015 bijzondere bijstand zal worden verleend, zal de Raad, in het kader van het zelf in de zaak voorzien, volstaan met herroeping van het besluit van 8 december 2015 voor zover het de slijtagekosten betreft.
5. Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de proceskosten van appellant in verband met door appellant gemaakte reiskosten in beroep en in hoger beroep van in totaal € 60,48.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 25 maart 2016 gegrond en vernietigt dit besluit
voor zover het de slijtagekosten betreft;
- herroept het besluit van 8 december 2015 voor het de slijtagekosten betreft en bepaalt dat
deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van
25 maart 2016;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een
bedrag van € 60,48;
- bepaalt dat het college het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht
van € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van W.A.M. Ebbinge als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2017.
(getekend) W.F. Claessens
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD