Uitspraak
OVERWEGINGEN
€ 34.675,48 aan onverschuldigd betaalde uitkering op grond van de Ziektewet wordt teruggevorderd, in rechte onaantastbaar geworden.
14 oktober 2014. Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 oktober 2014 is alsnog gegrond verklaard en het besluit van 8 oktober 2014 is herroepen, in die zin dat de aflossingscapaciteit voor de periode van 30 november 2014 tot en met 30 april 2015 wordt vastgesteld op € 912,58 per maand en vanaf 1 mei 2015 op € 1.264,80 per maand. Het bezwaar tegen het besluit van 14 oktober 2014 is ongegrond verklaard. Met bestreden besluit 2 is niet volledig aan het bezwaar van appellant tegemoetgekomen, omdat de aflossingscapaciteit volgens appellant nog steeds te hoog is vastgesteld. Volgens appellant kan hij maximaal een bedrag van € 400,- per maand aan het Uwv betalen.
niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van dat besluit. Daarbij is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. De rechtbank heeft het standpunt van appellant, dat het Uwv bij het vaststellen van de aflossingscapaciteit ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de andere schulden die appellant nog moet aflossen, niet gevolgd. Het Uwv heeft deze schulden naar het oordeel van de rechtbank terecht buiten beschouwing gelaten, omdat het concurrente schulden zijn en de schuld van appellant aan het Uwv een preferente schuld betreft. Er is geen sprake van een onredelijke uitkomst in het specifieke geval van appellant, nu het Uwv een beslagvrije voet heeft gehanteerd van 95% in plaats van 90%.