ECLI:NL:CRVB:2017:3424

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
16/119 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Het bezwaar was ingediend tegen een besluit van de Svb van 22 augustus 2014, maar de Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat de bezwaartermijn was overschreden. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellant stelde in hoger beroep dat de Svb onvoldoende rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de bezwaartermijn, die op 23 augustus 2014 begon en op 3 oktober 2014 eindigde, niet verschoonbaar was overschreden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant geen relevante argumenten had aangedragen die de overschrijding van de termijn konden rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier H. Achtot, op 6 oktober 2017.

Uitspraak

16/119 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
10 december 2015, 15/3022 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], België (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 6 oktober 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2017. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sturmans.
De termijn voor het doen van uitspraak is verlengd. Hiervan is aan partijen mededeling gedaan.

OVERWEGINGEN

1. Bij bezwaarschrift gedateerd 1 februari 2015 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Svb van 22 augustus 2014
.Dit bezwaar heeft de Svb bij besluit van 23 april 2015 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbaar geachte overschrijding van de bezwaartermijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant, evenals in beroep, gesteld dat de Svb niet genoeg rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.
4.1.
De Raad oordeelt als volgt.
4.2.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Overeenkomstig artikel 6:8 van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. In dit geval is de bezwaartermijn op 23 augustus 2014 aangevangen en op 3 oktober 2014 geëindigd.
4.3.
Vast staat dat appellant pas bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 augustus 2014 nadat de bezwaartermijn verstreken was.
4.4.
Appellant heeft gewezen op een aantal moeilijke persoonlijke omstandigheden, maar heeft daarbij niet iets aangevoerd wat kan leiden tot de conclusie dat voormelde overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is te achten in de zin van artikel 6:11 van de Awb. De Svb heeft het bezwaar van appellant daarom in overeenstemming met de wettelijke regeling ter zake niet-ontvankelijk verklaard.
4.5.
Uit wat hiervoor onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2017.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) H. Achtot

AB