ECLI:NL:CRVB:2017:3422

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
17'/642 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar door de Sociale verzekeringsbank (Svb) wegens een niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard. De bezwaartermijn voor het indienen van een bezwaar tegen de besluiten van de Svb begon op 13 oktober 2015 en eindigde op 23 november 2015. Appellante heeft pas op 30 maart 2016 bezwaar gemaakt, wat na de termijn was.

Appellante voerde aan dat de Svb haar bij brief van 26 mei 2016 de verwachting had gewekt dat haar bezwaar inhoudelijk besproken zou worden, ondanks de overschrijding van de termijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante geen omstandigheden had aangevoerd die de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar maakten. De Raad bevestigde dat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, aangezien er geen rechtsmiddelclausule was geschonden en er geen vertrouwen was gewekt dat het bezwaar alsnog ontvankelijk zou zijn.

De Raad merkte op dat appellante mogelijk op het verkeerde been was gezet door de brief van de Svb, maar dat dit niet leidde tot een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met H. Achtot als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2017.

Uitspraak

17/642 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 december 2016, 16/5195 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 6 oktober 2017
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2017. Appellante is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M. Sturmans.
De termijn voor het doen van uitspraak is verlengd. Hiervan is aan partijen mededeling gedaan.

OVERWEGINGEN

1. Bij bezwaarschrift van 30 maart 2016 is namens appellante bezwaar gemaakt tegen een drietal besluiten van de Svb van 12 oktober 2015
.Dit bezwaar heeft de Svb bij besluit van
29 juni 2016 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbaar geachte overschrijding van de bezwaartermijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante, evenals in beroep, aangevoerd dat de Svb bij brief van
26 mei 2016 de te honoreren verwachting heeft gewekt dat haar bezwaar, ondanks een overschrijding van de bezwaartermijn, (ook) inhoudelijk besproken zou worden op de hoorzitting van de Svb.
4.1.
De Raad oordeelt als volgt.
4.2.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Overeenkomstig artikel 6:8 van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. In dit geval is de bezwaartermijn op 13 oktober 2015 aangevangen en op 23 november 2015 geëindigd.
4.3.
Vast staat dat appellante pas bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten van 12 oktober 2015 nadat de bezwaartermijn verstreken was.
4.4.
Appellante heeft geen omstandigheden aangevoerd die leiden tot de conclusie dat voormelde overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is te achten in de zin van artikel 6:11 van de Awb. Onder de besluiten van 12 oktober 2015 is een duidelijke rechtsmiddelclausule opgenomen. Niet is gebleken dat de Svb vóór de bezwaartermijn was verstreken het in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat appellante na het verstrijken van deze termijn toch nog ontvankelijk bezwaar zou kunnen maken tegen de besluiten van 12 oktober 2015. Dat de Svb dit vertrouwen na het verstrijken van de bezwaartermijn heeft gewekt, is evenmin gebleken. De Svb heeft het bezwaar van appellante tegen de besluiten van 12 oktober 2015 dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.5.
Uit wat hiervoor onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4.6.
Het voorgaande laat onverlet dat appellante door de brief van de Svb van 26 mei 2016 op het verkeerde been kan zijn gezet en dat de gemachtigde van de Svb ter zitting heeft toegezegd dat hij in verband daarmee zal bevorderen dat appellante alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om een inhoudelijk gesprek met de Svb te voeren over de besluiten van de Svb van 12 oktober 2015 om na te gaan of daarin sprake is van onjuistheden.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2017.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) H. Achtot

AB