Uitspraak
OVERWEGINGEN
28 november 2014 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA. Dit besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts van 22 september 2014 en van een arbeidsdeskundige van 13 oktober 2014, waarin het standpunt is ingenomen dat appellant beperkingen heeft als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek en dat hij met de functies inpakker (handmatig), snackbereider (handmatig) en productiemedewerker metaal en elektro ten minste 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen.
dr. O. de Klerk van 30 mei 2014 bij zijn medische beoordeling heeft betrokken en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door appellant ingebrachte informatie van zijn behandelend psycholoog en van zijn huisarts in haar beoordeling heeft betrokken. Uitgaande van dit zorgvuldig onderzoek heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 september 2014. De verzekeringsarts is uitgegaan van een dwangstoornis/obsessief compulsieve stoornis en heeft op basis hiervan en de verdere resultaten van zijn onderzoek afdoende gemotiveerd waarom bij appellant geen sprake is van het ontbreken van benutbare mogelijkheden. Met de dwangstoornis/obsessief compulsieve stoornis heeft hij appellant wel beperkt geacht op de onderdelen persoonlijk en sociaal functioneren. Voor beperkingen in verband met concentratieproblematiek heeft de verzekeringsarts geen aanleiding gezien omdat deze problematiek tijdens zijn gesprek met appellant niet is waargenomen. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat in het rapport van de arbeidsdeskundige afdoende is gemotiveerd dat de voor de schatting geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant.
28 november 2014. De door de rechtbank aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Wat appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht vormt in overwegende mate een herhaling van wat hij reeds eerder heeft aangevoerd. Appellant heeft in hoger beroep geen andere objectief medische gegevens ingebracht die kunnen dienen ter onderbouwing van de door hem staande gehouden eigen opvatting over zijn beperkingen en zijn belastbaarheid. Met juistheid heeft de rechtbank daarover overwogen dat de door appellant in beroep ingebrachte brieven van zijn psycholoog en psychiater van
10 februari 2015 en van zijn huisarts van 12 februari 2015 geen nieuwe informatie verschaffen in vergelijking met de eerder ingebrachte informatie van zijn psycholoog van
14 oktober 2014. Deze informatie is zowel door de verzekeringsarts als door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de beoordeling betrokken en heeft geen aanleiding gegeven tot een ander oordeel over de beperkingen van appellant.