ECLI:NL:CRVB:2017:3398
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van besluit tot weigering militair invaliditeitspensioen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die van 8 september tot 3 oktober 1980 als dienstplichtige in werkelijke militaire dienst heeft gediend, verzocht om toekenning van een militair invaliditeitspensioen. Dit verzoek werd in eerste instantie afgewezen door de minister van Defensie op basis van een medisch onderzoek dat aantoonde dat de psychische aandoening van de appellant niet in verband kon worden gebracht met zijn militaire dienst.
De appellant heeft in 2015 een verzoek ingediend om het eerdere besluit te herzien, maar dit werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de afwijzing konden onderbouwen, en dat de minister terecht had geweigerd om het pensioen toe te kennen, zowel voor het verleden als voor de toekomst.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van het verzoek van de appellant om een militair invaliditeitspensioen terecht was. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de eerdere medische bevindingen en dat de appellant geen nieuwe relevante informatie had aangedragen die zijn verzoek kon ondersteunen. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, met J. Smolders als griffier.