ECLI:NL:CRVB:2017:3377
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- W.H. Bel
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van gezamenlijke huishouding
Op 3 oktober 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) door appellant, die stelt zelfstandig te wonen. Appellant had op 5 maart 2015 een aanvraag ingediend, waarbij hij aangaf op een bepaald adres te wonen en daar een kamer te huren. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, omdat zij van mening waren dat appellant een gezamenlijke huishouding voerde met de hoofdbewoner van de woning. Appellant betwistte deze claim en stelde dat er geen sprake was van wederzijdse zorg tussen hem en de hoofdbewoner.
De Raad heeft vastgesteld dat de te beoordelen periode loopt van de aanvraagdatum tot de datum van het afwijzingsbesluit. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij zelfstandig woonde en dat er geen gezamenlijke huishouding was. De Raad benadrukte dat de beoordeling van een gezamenlijke huishouding gebaseerd moet zijn op objectieve criteria en dat de motieven van de betrokkenen niet van belang zijn. De Raad concludeerde dat er voldoende elementen waren die duiden op wederzijdse zorg, zoals het delen van boodschappen en het schoonmaken van de woning.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met W.F. Claessens als voorzitter en W.H. Bel en J.T.H. Zimmerman als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 oktober 2017.