ECLI:NL:CRVB:2017:3356
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van vermogen en rechtmatigheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De appellante ontving vanaf 8 februari 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand en vanaf 1 januari 2015 op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een tip over mogelijk vermogen in het buitenland, heeft het Regionaal Opsporingsteam Sociale Recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de ontdekking dat op 5 december 2013 een bedrag van € 14.000,- op de bankrekening van appellante was gestort, wat zij vervolgens gedeeltelijk heeft opgenomen. Het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard heeft daarop besloten de bijstand van appellante in te trekken over de periode van 5 december 2013 tot 2 december 2014, omdat zij beschikte over vermogen boven de vrij te laten grens. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het gestorte bedrag niet haar eigendom was, maar dat zij dit in beheer had gekregen van haar broer. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar stelling te onderbouwen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank, waarbij de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de gemaakte kosten zijn gehandhaafd.