ECLI:NL:CRVB:2017:329
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van de toekenning op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2017 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant, geboren in 1932 in het voormalig Nederlands-Indië, en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 21 mei 2015, waarin zijn aanvraag om toekenning op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) was afgewezen. De Raad heeft in eerdere procedures al vastgesteld dat de appellant geen vervolging in de zin van de Wuv heeft ondergaan. De appellant heeft meerdere keren geprobeerd de afwijzing te herzien, maar telkens zonder succes. De Raad heeft in deze uitspraak overwogen dat er geen nieuwe feiten of gegevens zijn gepresenteerd die tot een andere beslissing zouden moeten leiden. De Raad heeft het standpunt van de Pensioen- en Uitkeringsraad onderschreven dat de omstandigheden waaronder de appellant de oorlog heeft doorgebracht, niet gelijkgesteld kunnen worden met vervolging. De Raad heeft het beroep tegen het besluit van 21 mei 2015 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, maar het beroep tegen het besluit van 24 juni 2016 ongegrond verklaard. Tevens is de Pensioen- en Uitkeringsraad veroordeeld in de kosten van de appellant tot een bedrag van € 1.445,74, en dient het betaalde griffierecht van € 45,- vergoed te worden.