ECLI:NL:CRVB:2017:3261

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
22 september 2017
Zaaknummer
14/3442 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ongeschiktheid tot arbeid en schadevergoeding wettelijke rente

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in eerste instantie niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant, werkzaam als mobiel surveillant, had zich op 10 mei 2013 ziek gemeld met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Na een beoordeling door een bedrijfsarts werd appellant per 24 september 2013 geschikt geacht voor zijn functie, waarna het Uwv besloot dat hij geen recht meer had op ziekengeld. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond.

In hoger beroep voerde appellant aan dat hij vanwege zijn psychische klachten ongeschikt was voor zijn werk. De Raad heeft het deskundigenrapport van psychiater I.S. Hernandez-Dwarskasing in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de diagnose van een autistische stoornis twijfel opriep over de geschiktheid van appellant voor zijn functie. Het Uwv heeft vervolgens zijn eerdere besluit herzien en het bezwaar van appellant gegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat appellant geen belang meer had bij een oordeel over de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De Raad heeft het verzoek van appellant om schadevergoeding gehonoreerd, waarbij het Uwv werd veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over het bedrag dat aan appellant zal worden nabetaald. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.485,- bedragen, en het griffierecht van € 166,- diende te worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van griffier P. Boer.

Uitspraak

14.3442 ZW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 mei 2014, 13/3521 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[werkgever] te [vestigingsplaats] (werkgever)
Datum uitspraak: 13 september 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.A.M. Broos, advocaat, hoger beroep ingesteld en een verzoek om vergoeding van schade ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2015. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.H.H. Fuchs.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting is gebleken dat dit niet volledig is geweest. De Raad heeft het onderzoek heropend en een psychiater tot deskundige benoemd. Door de deskundige I.S. Hernandez-Dwarskasing is op 5 april 2016 een rapport uitgebracht.
Werkgever heeft zich als derde-belanghebbende gesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als mobiel surveillant in dienst van werkgever, toe hij zich op 10 mei 2013 voor dit werk ziek meldde met psychische klachten. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
Appellant heeft tweemaal het spreekuur bezocht van een bedrijfsarts, voor het laatst op
23 september 2013. Deze arts heeft appellant per 24 september 2013 geschikt geacht voor de laatst verrichte arbeid in de functie van mobiel surveillant. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 1 oktober 2013 vastgesteld dat appellant per 24 september 2013 geen recht meer heeft op ziekengeld. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 11 november 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant, onder verwijzing naar de eerder in de procedure overgelegde informatie van de behandelend psychiater W.H. Rijks, aangevoerd dat hij vanwege zijn psychische klachten ongeschikt moet worden geacht tot het verrichten van zijn arbeid.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Naar aanleiding van het deskundigenrapport van psychiater Hernandez-Dwarskasing heeft het Uwv bij gewijzigd besluit op bezwaar van 1 juli 2016 het bezwaar van appellant tegen het besluit van 1 oktober 2013 alsnog gegrond verklaard. Daaraan ten grondslag ligt het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de door de deskundige nu gestelde diagnose van een autistische stoornis twijfel oproept ten aanzien van de geschiktheid van de functie van mobiel surveillant. Dit houdt volgens het Uwv in dat appellant op
24 september 2013 niet in staat was om zijn arbeid te verrichten, zodat de ZW-uitkering dient te worden voortgezet.
4.2.
Het besluit van 1 juli 2016 komt geheel tegemoet aan het (hoger) beroep van appellant. Gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt dit besluit niet in de beoordeling betrokken.
4.3.
Bij het besluit van 1 juli 2016 heeft het Uwv het bestreden besluit ingetrokken. Niet in geschil is dat het bestreden besluit onrechtmatig is, welke onrechtmatigheid aan het Uwv dient te worden toegerekend. Uit het voorgaande volgt dat appellant geen belang meer heeft bij een oordeel over de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit.
4.4.
Ten aanzien van het verzoek van appellant om schadevergoeding bestaat aanleiding deze te honoreren. Appellant heeft aanspraak op wettelijke rente over het bedrag dat aan appellant als gevolg van de gewijzigde besluitvorming zal worden nabetaald. Voor de wijze waarop de wettelijke rente wordt berekend, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
5. Aanleiding bestaat het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op € 495,- in beroep en op € 990,- in hoger beroep wegens kosten aan verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellant van wettelijke rente zoals onder 4.4 van deze uitspraak is vermeld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 1.485,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 166,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2017.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) P. Boer

AB