ECLI:NL:CRVB:2017:3240
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- A. Stehouwer
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van woonadres en feitelijke woonomstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving sinds 2003 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en stond ingeschreven op een uitkeringsadres. Echter, na meldingen van een woningbedrijf dat de woning mogelijk niet bewoond was, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat de appellant niet op het uitkeringsadres woonde, wat resulteerde in de intrekking van de bijstand en terugvordering van eerder verstrekte bijstand. De rechtbank heeft de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht in stand gehouden, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college onvoldoende bewijs had geleverd voor de intrekking van de bijstand. De Raad concludeerde dat de verklaringen van buurtbewoners en de gegevens over het waterverbruik niet voldoende waren om aan te tonen dat de appellant niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad heeft de eerdere besluiten van het college vernietigd en de zaak terugverwezen voor een nieuwe beslissing op bezwaar.