ECLI:NL:CRVB:2017:3198

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
17/1628 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart op basis van afhankelijkheid van bestuurder

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1964, op 20 juli 2015 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier bij het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het Stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam. Deze aanvraag werd op 5 november 2015 afgewezen, waarbij het algemeen bestuur zich baseerde op het advies van de GGD-arts K.H. Gan. Na bezwaar heeft het algemeen bestuur op 30 juni 2016 het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit op 11 januari 2017 ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep van appellante.

Appellante betwist in hoger beroep de conclusie van de GGD-arts, die stelde dat zij niet continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder voor vervoer van deur tot deur. Appellante voerde aan dat de rechtbank een verklaring van een medisch deskundige niet in ogenschouw had genomen en dat het algemeen bestuur de hardheidsclausule had moeten toepassen. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en concludeert dat appellante niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de bestuurder. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17/1628 BABW
Datum uitspraak: 6 september 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
11 januari 2017, 16/5045 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het Stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam (algemeen bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. I. Heijselaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het algemeen bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2017. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. drs. Heijselaar. Het algemeen bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diderich.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1964, heeft bij het algemeen bestuur op 20 juli 2015 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier.
1.2.
Bij besluit van besluit van 5 november 2015 heeft het algemeen bestuur deze aanvraag afgewezen. Hieraan heeft het algemeen bestuur het advies van de GGD-arts K.H. Gan van
1 september 2015 en de aanvullingen daarop van 1 oktober en 12 oktober 2015 ten grondslag gelegd.
1.3.
Naar aanleiding van het tegen het besluit van 5 november 2015 gemaakte bezwaar heeft het algemeen bestuur opnieuw advies ingewonnen bij de GGD-arts. De GGD-arts heeft op
4 januari 2016 geadviseerd.
1.4.
Bij besluit van 30 juni 2016 (bestreden besluit) heeft het algemeen bestuur het bezwaar tegen het besluit van 5 november 2015 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het door de GGD-arts verrichte onderzoek en zijn onafhankelijkheid. Nu uit de door appellante overgelegde medische informatie van de huisarts van
18 september 2015 en 18 maart 2016 niet blijkt dat appellante voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder, heeft het algemeen bestuur zich mogen baseren op de conclusie van de GGD-arts.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij bestrijdt de conclusie van de GGD-arts omdat die ten onrechte is gebaseerd op schattingen en observaties. Verder voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte de ter zitting overgelegde verklaring van [naam A] , van Reade, niet in ogenschouw heeft genomen. Tot slot is appellante van mening dat het algemeen bestuur de hardheidsclausule had moeten toepassen.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Ingevolge artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
4.2.
Deze regeling is de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling). Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling kunnen passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan honderd meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder, voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen.
4.3.
Niet in geschil is dat appellante voldoet aan de voorwaarde dat zij in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan honderd meter aan een stuk te voet te overbruggen. Tussen partijen is in geschil of appellante voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder. Volgens de GGD-arts is dat niet het geval.
4.4.
De Raad stelt voorop dat hij zich verenigt met het oordeel van de rechtbank over de in beroep aangevoerde gronden en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt hier nog aan toe dat de in beroep en hoger beroep ingezonden medische informatie van [naam A] niet tot een ander oordeel leidt. Ook met deze stukken heeft appellante onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.
4.5.
De Raad volgt het algemeen bestuur in zijn opvatting dat geen aanleiding bestaat om de hardheidsclausule toe te passen.
4.6.
Uit wat is overwogen in 4.4 en 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 september 2017.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) N. Veenstra

AB