ECLI:NL:CRVB:2017:3194

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
16/4506 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om wijziging werkrooster ambtenaren gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, hadden verzocht om wijziging van hun werkrooster, waarin zij op acht zondagen waren ingeroosterd. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze verzoeken afgewezen, met als argument dat het werken op zondagen noodzakelijk was in het belang van de dienst. De rechtbank had de beroepen van appellanten tegen deze besluiten ongegrond verklaard.

De Raad heeft in zijn overwegingen het begrip 'dienstbelang' onder de loep genomen, zoals vastgelegd in artikel 40 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam. Dit artikel stelt dat burgemeester en wethouders de werktijden regelen en dat afwijkingen van de regel dat er geen arbeid op zaterdagen, zondagen en feestdagen wordt verricht, alleen zijn toegestaan indien dit noodzakelijk is in het belang van de dienst. De Raad oordeelde dat het college aannemelijk had gemaakt dat het werken op zondagen noodzakelijk was om onacceptabele vervuiling in het stadsdeel waar appellanten werkzaam zijn te voorkomen.

De Raad concludeerde dat de hoger beroepen van appellanten niet slagen en bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

16/4506 AW, 16/4507 AW
Datum uitspraak: 14 september 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van
27 mei 2016, 15/7239 (aangevallen uitspraak 1) en 15/7235 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellant 1] te [woonplaats] (appellant 1)
[appellant 2] te [woonplaats] (appellant 2)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. A.J. Vis hoger beroepen ingesteld.
Het college heeft verweerschriften en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2017. Voor appellanten is verschenen mr. Vis. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Çevik
en A. Struik.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellanten zijn werkzaam bij de gemeente Rotterdam, het cluster [cluster] , onderdeel [onderdeel] , Afdeling [afdeling] .
1.2.
In het werkrooster voor het jaar 2015 waren appellanten ingeroosterd op acht zondagen, voor halve dagen. Bij afzonderlijke besluiten van 3 maart 2015, gehandhaafd bij afzonderlijke besluiten van 6 oktober 2015 (bestreden besluiten), heeft het college afwijzend beslist op de gelijkluidende verzoeken van appellanten om het werkrooster voor het jaar 2015 te wijzigen in die zin dat zij niet langer op zondagen zijn ingeroosterd. Het college heeft appellanten de mogelijkheid geboden om in overleg op een andere werklocatie te worden geplaatst, waarbij niet op zondagen gewerkt hoeft te worden.
2. Bij de aangevallen uitspraken 1 en 2 heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Appellanten kunnen zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak. Ter zitting hebben zij hun hoger beroep beperkt tot de grond dat het begrip dienstbelang te ruim is uitgelegd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 40 van het Ambtenarenreglement van de gemeente Rotterdam (AR) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
‘1. Burgemeester en wethouders regelen de werktijden. Voor zover voor de ambtenaar wisselende werktijden gelden, wordt daarvoor een rooster vastgesteld, dat ten minste één maand voor aanvang aan de ambtenaar bekend wordt gemaakt.
2. Bij vaststelling van de werktijd wordt in acht genomen dat:
a. geen arbeid wordt verricht op zaterdagen, zondagen en feestdagen, tenzij afwijking van deze regel in het belang van de dienst noodzakelijk is. In geval arbeid op zondag onvermijdelijk is wordt deze zoveel mogelijk beperkt tot ten hoogste 26 zondagen per jaar;
b. (…);
c. rekening wordt gehouden met wensen van de ambtenaar, indien het dienstbelang dit toelaat.’
4.2.
Uit artikel 40 van het AR volgt dat het college appellanten kan verplichten tot het werken op maximaal 26 zondagen per jaar indien dit noodzakelijk is in het belang van de dienst. Met de wensen van de ambtenaar wordt rekening gehouden indien het dienstbelang dit toelaat.
4.3.
Het betoog van appellanten dat de rechtbank het begrip dienstbelang te ruim heeft uitgelegd slaagt niet. Het college heeft gesteld dat zijn belang erin gelegen is om onacceptabele vervuiling in het stadsdeel waar appellanten werkzaam zijn, het stadsdeel [stadsdeel] , te voorkomen. Appellanten hebben hier tegenover gesteld dat het stadsdeel [stadsdeel] geen 24-uurseconomie kent en niet dezelfde vervuilingsgraad heeft als het centrumgebied. De Raad ziet hierin geen grond om te twijfelen aan het standpunt van het college dat ook het stadsdeel [stadsdeel] een veelvuldig en intensief gebruik van het publiek domein kent, waardoor dit stadsdeel elke zondag moet worden gereinigd om een aanvaardbaar schoonniveau te kunnen waarborgen. Naar het oordeel van de Raad heeft het college hiermee aannemelijk gemaakt dat het werken op zondagen op de werklocatie van appellanten in het belang van de dienst noodzakelijk is. Niet kan worden gezegd dat aldus een te ruime uitleg is gegeven aan het begrip dienstbelang als bedoeld in artikel 40 van het AR.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat de hoger beroepen niet slagen en dat de aangevallen uitspraken moeten worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2017.
(getekend) J.N.A. Bootsma
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD