Uitspraak
OVERWEGINGEN
(PDD-NOS) is gesteld. Naar aanleiding van de melding heeft een verzekeringsarts van het Uwv onderzoek verricht, waarvan verslag is gedaan in een rapport van 24 januari 2013. Zij heeft overwogen dat voormelde diagnose een ontwikkelingsstoornis betreft, die ook bij de herbeoordeling in 2006 aan de orde moet zijn geweest. Volgens haar is er reden om de laatst opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 september 2006 bij te stellen en van meer beperkingen binnen de rubrieken “Persoonlijk functioneren” en “Sociaal functioneren” uit te gaan. Zij heeft vervolgens op 24 januari 2013 een nieuwe FML opgesteld, geldig vanaf 18 september 2006. In de FML is vastgelegd dat appellant is aangewezen op vaste, bekende werkwijzen (routine-afhankelijk), een voorspelbare werksituatie, werk zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen en werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. Vastgelegd is dat appellant beperkt is in het omgaan met conflicten en in samenwerken. Verder is vastgelegd dat appellant is aangewezen op werk met weinig of geen rechtstreeks contact met klanten en patiënten of hulpbehoevenden, werk met meestal geen direct contact met collega’s en werk zonder leidinggevende aspecten. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft appellant per 18 september 2006 geschikt bevonden voor een aantal functies en een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van 27,17%. Bij besluit van 1 maart 2013 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant voorgezet, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
(datum raadpleging CBBS door de arbeidsdeskundige) een aantal functies geselecteerd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 18 september 2006 27,49% bedraagt en actueel 27,04% bedraagt. Bij besluit van
1 augustus 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van
1 maart 2013 ongegrond verklaard.
NAO (PDD-NOS) en een paniekstoornis met agorafobie. Voorts is vastgesteld dat appellant een lichte verstandelijke beperking heeft. Volgens de psychiaters heeft appellant problemen met verwerkingssnelheid, concentratie, overzicht en planning, waardoor hij een langzaam werktempo heeft en niet goed het overzicht kan houden over een situatie. In de FML van
24 januari 2013 dienen volgens de psychiaters meer beperkingen te worden opgenomen op het gebied van concentratie, planning, organisatie en executieve functies en cognitieve flexibiliteit.
11 januari 2016, op juiste wijze heeft vertaald in de FML van 7 mei 2015. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat de door de arbeidsdeskundigen geselecteerde functies voor appellant passend zijn te achten. Nu het verlies aan verdiencapaciteit per 18 september 2006 27,49% en per 4 februari 2013 27,04% bedroeg, heeft het Uwv de uitkering van appellant terecht voortgezet op basis van een arbeidsongeschiktheidsklasse van 25-35%.
13 februari 2013, 7 juni 2013 en 9 juli 2013 van de arbeidsdeskundigen en het resultaat functiebeoordeling, waarin de signaleringen van de geselecteerde functies voldoende zijn toegelicht. Voorts heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapporten van
27 mei 2015 en 2 september 2015 afdoende gemotiveerd dat de in de FML opgenomen aanvullende beperkingen op de beoordelingspunten vasthouden van de aandacht en verdelen van de aandacht geen gevolgen hebben voor de geschiktheid van de geselecteerde functies. Voor een benoeming van een arbeidsdeskundige als deskundige, zoals door appellant verzocht, ziet de Raad geen aanleiding.