Uitspraak
19 december 2014, 14/4466 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
20 januari 2014 opnieuw ziek gemeld met pijnklachten aan haar rechterarm. Op dat moment ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
19 juni 2014 ten grondslag.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had zich opnieuw ziek gemeld met pijnklachten aan haar rechterarm en ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts werd appellante geschikt geacht voor haar laatst verrichte arbeid. Het Uwv besloot dat appellante per 2 mei 2014 geen recht meer had op ziekengeld, wat door appellante werd bestreden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. Er zijn geen ernstige afwijkingen gevonden bij neurologisch onderzoek en de MRI van de cervicale wervelkolom toonde geen afwijkingen. De Raad concludeert dat appellante, ondanks haar klachten, in staat was haar werkzaamheden te verrichten. De nieuwe medische informatie die appellante in hoger beroep aanvoert, leidt niet tot een ander oordeel, omdat het Uwv onderbouwd stelt dat appellante met haar klachten in staat was om te werken.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.