ECLI:NL:CRVB:2017:3185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bezoldiging ouderschapsverlof na strafontslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, werkzaam bij een overheidsdienst, had ouderschapsverlof aangevraagd voor twee kinderen, maar kreeg op 13 mei 2015 onvoorwaardelijk ontslag opgelegd wegens zeer ernstig plichtsverzuim. De staatssecretaris van Financiën legde de appellant de verplichting op om de bezoldiging die hij had ontvangen tijdens zijn ouderschapsverlof terug te betalen, omdat het ontslag in rechte vaststond. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellant geen nieuwe argumenten had aangedragen die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad stelde vast dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten tot terugvordering, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze verplichting rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.