ECLI:NL:CRVB:2017:3165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsintrekking en terugvordering voor alleenstaande dakloze
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een dakloze. Na een melding van verhuizing en een onderzoek naar zijn woon- en verblijfsituatie, heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de bijstand opgeschort en later ingetrokken, omdat appellant niet in de gemeente Amsterdam zou wonen. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar heeft later wel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank die zijn beroep tegen de besluiten ongegrond verklaarden.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant, ondanks zijn claim van dakloosheid, een kamer huurde in [plaatsnaam 2] en dus niet als zwervende dakloze kan worden beschouwd. De Raad oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat appellant zijn hoofdverblijf buiten de gemeente Amsterdam had. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank die het beroep tegen de opschorting niet-ontvankelijk verklaarde, omdat appellant wel degelijk belang had bij een inhoudelijke beoordeling. De Raad bevestigt echter de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de terugvordering, omdat de omstandigheden van appellant geen dringende reden vormen om van terugvordering af te zien. De proceskosten worden toegewezen aan appellant in de zaak betreffende de opschorting, maar niet in de zaak van de terugvordering.