ECLI:NL:CRVB:2017:316
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- E.C.R. Schut
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens weigering mee te werken aan arbeidsverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de ondubbelzinnige weigering van de appellant om mee te werken aan arbeidsverplichtingen. De Raad heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat de intrekking van de bijstand met ingang van 1 september 2013 op een onjuiste grondslag berustte. Het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland had de bijstand ingetrokken, maar de Raad oordeelde dat het college niet had aangetoond dat de appellant de verplichtingen uit de WWB niet was nagekomen. Na de tussenuitspraak heeft het college een nieuw besluit genomen, waarin het bezwaar tegen het eerdere besluit ongegrond werd verklaard. De Raad heeft de feiten en gedragingen van de appellant in de periode van maart 2011 tot september 2013 beoordeeld en geconcludeerd dat de appellant ondubbelzinnig had geweigerd om mee te werken aan de arbeidsverplichtingen. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het bestreden besluit van het college vernietigd wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 2.722,50 en heeft bepaald dat het college het griffierecht van € 167,- vergoedt.