ECLI:NL:CRVB:2017:315
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- E.C.R. Schut
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had op 28 februari 2014 bijstand aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland heeft deze aanvraag op 11 april 2014 afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op artikel 13, tweede lid, aanhef en onder d, van de WWB, omdat appellant volgens het college ondubbelzinnig niet wilde meewerken aan re-integratie. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 3 september 2014.
De rechtbank Den Haag heeft in de aangevallen uitspraak van 6 februari 2015 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant is vervolgens in hoger beroep gegaan, waarbij hij zich op verschillende gronden tegen de uitspraak van de rechtbank heeft gekeerd. Tijdens de zitting op 15 december 2016 is appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. Küçükünal, terwijl het college werd vertegenwoordigd door E. Romijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 24 januari 2017 geoordeeld dat het college ten onrechte de aanvraag van appellant heeft afgewezen. De Raad concludeert dat uit de feiten niet ondubbelzinnig blijkt dat appellant de verplichtingen uit de WWB niet wilde nakomen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. Het college wordt veroordeeld in de kosten van appellant en moet opnieuw beslissen op de aanvraag van appellant.